30 kilometer per uur is doekje voor het bloeden
Voorstel grote steden om 30 kilometer per uur in te voeren is een doekje voor het bloeden
De vier grootste steden van Nederland hebben het kabinet gevraagd in te stemmen met een voorstel om op bijna alle stadswegen 30 kilometer per uur als snelheidslimiet in te voeren, waar die nu nog 50 kilometer per uur is. Daarmee willen die gemeenten het aantal dodelijke verkeersongevallen terugbrengen, maar veel belangrijker is het aanpakken van gevaarlijke kruispunten en oversteekplaatsen.
Op 50 kilometer per uur-wegen gebeuren meer dodelijke verkeersongevallen dan op 30 kilometer per uur-wegen, dat is een feit. Ook is het juist dat naarmate er harder wordt gereden, de kans op een verkeersongeval toeneemt en dat de kans dat een ongeval dodelijk afloopt groter is. Maar het is erg lastig om vast te stellen bij hoeveel dodelijke verkeersongevallen een (te) hoge snelheid de belangrijkste oorzaak was.
Natuurlijk, in theorie speelt snelheid een rol bij alle verkeersongevallen: als iedereen stil zou staan, zouden er ook geen ongelukken gebeuren, maar niet zelden spelen andere factoren een veel grotere rol. Denk hierbij aan weersomstandigheden, verkeersdrukte, afleiding door een telefoon, vermoeidheid, rijden onder invloed, ondeugdelijke voertuigverlichting en weginrichting. Zo deed het wetenschappelijk instituut voor verkeersveiligheid in 2016 onderzoek naar verkeersongevallen op 50 km/h-kruispunten. Daaruit bleek dat in 41 tot 67 procent van de ongevallen rijden door rood licht zeker of mogelijk een rol had gespeeld.
Als advocaat verkeersstrafrecht sta ik al jaren bestuurders bij die worden verdacht van strafrechtelijke betrokkenheid bij (dodelijke) verkeersongevallen. De ongevallen uit mijn praktijk op 50 kilometer per uur-wegen gebeurden zonder uitzondering met een snelheid onder de 30 km/h en waren meestal het gevolg van een verkeerssituatie die te wensen overliet.
Zogenoemde blackspots in de binnensteden zijn mij een doorn in het oog. Dat zijn gevaarlijke kruispunten en oversteekplaatsen waar het geregeld mis gaat. Gemeenten staan doorgaans niet te juichen om dat soort plekken eens flink op de schop te nemen. Nog afgezien van de enorme kosten leiden zulke ingrepen vaak tot langdurige verkeershinder en veel ergernis bij omwonenden en winkeliers. Het vervangen van 50 kilometer per uur- door 30 kilometer per uur-borden is natuurlijk veel goedkoper. Het is echter zeer de vraag of die maatregel zoden aan de dijk zet en of het risico op ongelukken op 30 kilometer per uur-wegen niet juist vergroot. Langzamer rijdende voertuigen bevinden zich immers ook langer in de stad, met alle risico’s van dien.
Weginrichtingen waar gemotoriseerd verkeer en fietsers elkaar kruisen, zouden als eerste aangepakt moeten worden. In 2020 liepen fietsers namelijk het grootste risico betrokken te raken bij een dodelijk ongeval. Bovendien zou strenger handhaven op fietsverlichting, op door rood fietsen of zich via het trottoir naar de weg bewegen de kans op een ongeval kunnen verminderen. Daarnaast kan hun (veelal elektrisch aangedreven) snelheid door herinrichting van fietspaden worden teruggebracht. En wie heeft ooit bedacht dat het verstandig is om fietsers en automobilisten gelijktijdig groen licht te geven? Alleen al uit mijn eigen praktijk kan ik over de afgelopen twee jaar twee ernstige verkeersongevallen in Amsterdam noemen, waarvan een dodelijk, waarbij dit in belangrijke mate meespeelde.
Ieder verkeersslachtoffer is er één te veel. Daarom is het maar goed dat het aantal verkeersslachtoffers in Nederland sinds 2018 gestaag – met honderden per jaar – daalt. Laten we dat vasthouden. Een zinvolle bijdrage daaraan zou een rigoureuze aanpak van gevaarlijke plekken moeten zijn. Gemeenten zouden het belang daarvan aan omwonenden moeten durven uit te leggen. En er zou veel meer werk moeten worden gemaakt van veilig weggedrag door fietsers. Alleen de maximumsnelheid naar 30 km/h terugbrengen, is niet meer dan een doekje voor het bloeden.