Overige verkeersdelicten
Het verkeersstrafrecht kent een groot aantal delicten. De meest ernstige wordt apart besproken: het veroorzaken van een ernstige verkeersongeval. Hier wordt nog ingegaan op enkele andere verkeersdelicten die regelmatig voorkomen: rijden onder invloed, excessieve snelheidsovertredingen, doorrijden na een aanrijding en gevaarzetting.
Rijden onder invloed (artikel 8 WVW)
In artikel 8 WVW is strafbaar gesteld het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol of andere stoffen die de rijvaardigheid zodanig verminderen dat men niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht. Voor alcohol noemt de bepaling een concreet gehalte waarboven van strafbaar gedrag sprake is: 220 µg/l bij een ademonderzoek of in geval van een bloedproef: 0,5 promille. Bij beginnend bestuurders ligt dat lager, namelijk op 88 µg/l of 0,2 promille.
Speekseltest
Tegenwoordig controleert de politie met een speekseltest actief op het gebruik van soft- en harddrugs in het verkeer, zoals cannabis, XTC en cocaïne. In de wet is vastgelegd dat een bestuurder alleen strafbaar is als hij veel van die stof tijdens het besturen van een voertuig in zijn speeksel/bloed heeft. Rijden onder invloed van die drugs is dus niet per definitie levensgevaarlijk en ook niet per definitie verboden. De gedachte dat je helemaal geen xtc mag gebruiken voordat je in de auto of op de motor, scooter of brommer stapt, is onjuist. In het algemeen wordt aangeraden minimaal 16 uur te wachten na inname van één XTC pil en minimaal 19 uur na inname van meer pillen. Met het oog op de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en die van xtc-gebruikers zelf is het verstandig een nog ruimere marge aan te houden. Veroorzaakt een bestuurder een ernstig ongeval onder invloed van teveel drugs, dan wordt de (gevangenis)straf in beginsel verdubbeld.
Alcoholonderzoek
Het alcoholgehalte wordt vastgesteld door middel van een alcoholonderzoek. Meestal zal dat een ademanalyse zijn, waarbij in een apparaat moet worden geblazen dat vervolgens het ademalcoholgehalte vaststelt. De verdachte van rijden onder invloed is wettelijk verplicht mee te werken aan dat onderzoek. Het weigeren van medewerking aan een alcoholonderzoek is afzonderlijk strafbaar gesteld in artikel 163 WVW.
Het alcoholonderzoek is nauwkeurig geregeld in onder meer het Besluit Alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Dit besluit bevat een grote hoeveelheid gedetailleerde voorschriften waaraan moet worden voldaan bij een alcoholonderzoek. Zijn één of meerdere regels niet nageleefd, dan kan de rechter tot de conclusie komen dat geen sprake is van een rechtsgeldig onderzoek in de zin van artikel 8 WVW. In dat geval zal veelal worden besloten tot vrijspraak.
Tegenonderzoek alcoholonderzoek
Na voltooiing van het onderzoek moet de politie de uitslag aan de verdachte mededelen. Als die het niet eens is met de uitslag kan hij vragen om een tegenonderzoek. Dat wordt dan voor eigen rekening uitgevoerd. De politie is in eerste instantie niet verplicht de verdachte op die mogelijkheid te wijzen. Dat ligt anders als je niet letterlijk hebt verzocht om een tegenonderzoek, maar wel duidelijk hebt laten blijken dat je het niet eens bent met de uitkomst van de ademanalyse. Ook bij betwisting van de resultaten moeten politieagenten de procedure rondom het tegenonderzoek en de daaraan verbonden kosten uitleggen. Daar wil het nog weleens mislopen en dat kan tot vrijspraak leiden. Schakel dus altijd een advocaat in om na te gaan of de voorgeschreven procedures door de politie wel zijn gevolgd!
Rijbewijs invorderen
Als het resultaat van het alcoholonderzoek daartoe aanleiding geeft, kan de politie in bepaalde gevallen het rijbewijs invorderen. Dat zal in beginsel gebeuren als een alcoholgehalte vanaf 570 µg/l is geconstateerd. De politie moet het rijbewijs dan binnen 3 dagen aan de officier van justitie sturen, die op zijn beurt binnen 10 dagen moet beslissen of hij tot inhouding van het rijbewijs zal overgaan. Tegen de inhouding van het rijbewijs kan een bezwaarschrift worden ingediend bij de rechtbank. Zie hierover verder bij Rijbewijs kwijt.
Strikte richtlijnen strafrechtelijke vervolging
Het openbaar ministerie hanteert strikte richtlijnen voor de strafrechtelijke vervolging van deze feiten. De richtlijnen zijn onder meer gepubliceerd op de website van het openbaar ministerie, www.om.nl. Het is vooral afhankelijk van de hoogte van het alcoholgehalte welke straf zal worden geëist of opgelegd. Maar ook andere factoren spelen een rol, zoals het antwoord op de vraag of de verdachte in de afgelopen 5 jaar al eens voor hetzelfde delict is vervolgd. In veel gevallen zal een boete worden opgelegd (variërend van een paar honderd euro tot € 4500,=) maar vanaf een alcoholgehalte van 575 µg/l. zal het openbaar ministerie in beginsel de rechter vragen een rijontzegging op te leggen. Die kan variëren in lengte van 6 maanden tot 5 jaar voor heel ernstige gevallen, of zelfs 10 jaar in geval van recidive. De wet staat ook het opleggen van een gevangenisstraf van maximaal 3 maanden toe, maar dat komt in de praktijk niet vaak voor.
Wanneer geen alcoholgehalte is vastgesteld omdat de medewerking aan het alcoholonderzoek is geweigerd, dan gelden dezelfde strafmaxima als hiervoor genoemd. In dat geval zal de officier van justitie echter uitgaan van een hoog alcoholgehalte en zal een hoge straf eisen. Daarmee moet worden voorkomen dat iemand ten onrechte voordeel kan behalen door medewerking aan het alcoholonderzoek te weigeren.
Flinke snelheidsovertredingen
Kleine snelheidsovertredingen worden administratief afgedaan in de vorm van een boete waarvoor men van het CJIB een acceptgiro ontvangt. Daar komt het openbaar ministerie of de rechter niet aan te pas. Maar wanneer het gaat om snelheidsovertredingen van 30 km/u of hoger, is de recidiveregeling snelheidsovertredingen van toepassing. In dat geval wordt de overtreding geregistreerd en wordt er bij een volgende keer rekening mee gehouden dat er eerdere antecedenten zijn. Ook wordt de overtreding dan strafrechtelijk afgedaan. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en eventueel geregistreerde eerdere snelheidsovertredingen, kan een straf worden opgelegd variërend van een geldboete tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Www.verkeershandhaving.nl bevat een boetebase waar de hoogte van de te verwachten boete kan worden berekend. Bij snelheidsovertredingen vanaf 50 km/h kan de politie het rijbewijs invorderen. De politie moet het rijbewijs dan binnen 3 dagen aan de officier van justitie sturen, die op zijn beurt binnen 10 dagen moet beslissen of hij tot inhouding van het rijbewijs zal overgaan. Tegen de inhouding van het rijbewijs kan een bezwaarschrift worden ingediend bij de rechtbank. Zie hierover verder bij Invordering rijbewijs [linken naar invordering rijbewijs pagina]. Ook kan de auto of motor waarmee de snelheidsovertreding is begaan, door de politie in beslag worden genomen. Het moet dan wel gaan om een overschrijding van de maximumsnelheid met meer dan 100% en waarbij sprake is van concrete gevaarzetting. Ook hiertegen kan een bezwaarschrift worden ingediend bij de rechtbank, met het verzoek de auto of motor terug te geven.
Doorrijden na een ongeval
In artikel 7 WVW is strafbaar gesteld het door rijden na een aanrijding, waarbij een ander is gedood of waarbij schade of letsel is toegebracht. Degene die bij een aanrijding betrokken is geweest mag de plaats van het ongeval niet verlaten tot het moment dat hij behoorlijk gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en die van zijn voertuig. Ook mag hij gewonden niet in hulpeloze toestand achterlaten. Dat geldt natuurlijk alleen voor zover diegene weet of moet vermoeden dat een ander is gedood of dat schade of letsel is toegebracht.
Afgezien van de situatie waarin een gewonde in hulpeloze toestand is achtergelaten kan strafvervolging worden voorkomen door het vrijwillig melden bij de politie binnen 12 uren na het verkeersongeval.
Voor dit misdrijf kan een boete tot € 6700,= worden opgelegd en gevangenisstraf tot 3 maanden, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid van maximaal 5 jaar (bij recidive 10 jaar). Ook hier gaat het om maximumstraffen die in de praktijk niet of nauwelijks worden opgelegd.
Gevaar op de weg veroorzaken
Het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg is op grond van artikel 5 WVW verboden. Dit is een soort restbepaling, die vaak wordt gebruikt als verkeersgedrag niet onder een meer specifieke strafbepaling valt, maar volgens het openbaar ministerie vervolging wel wenselijk is. Dan zal wel moeten blijken dat daadwerkelijk sprake was van een enigszins concrete kans op gevaar of hinder. Een zekere mate van gevaar of hinder is in het verkeer niet te vermijden. Om een voorbeeld te noemen: het door rood licht rijden levert niet altijd concreet gevaar op. Wanneer het midden in de nacht is en er in de verste verte geen verkeersdeelnemer te zien is, levert het door rood licht rijden geen concreet gevaar op.
Op overtreding van artikel 5 WVW staat een maximale boete van € 3350,= en hechtenis van hoogstens 2 maanden, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid van maximaal 2 jaar (bij recidive 4 jaar).
Voor nadere informatie, of indien u juridische bijstand in het kader van een van de bovenstaande strafbare feiten wenst van een specialist in verkeersstrafzaken, dan kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen.
Zowel op onze vestiging in Amsterdam als in Almere zijn deskundigen op het gebied van het verkeersstrafrecht werkzaam.
Voor onze advocaten in Amsterdam kunt u contact opnemen via het nummer 020- 6750756.
Voor onze gespecialiseerde strafrechtadvocaten in Almere kunt u via het nummer 036- 5358080 contact opnemen.